1. De school houdt de buitenschoolse opvang in eigen beheer (inbesteden). Dan moet het bevoegd gezag een rechtspersoon (stichting) oprichten die de uitvoering van de kinderopvang verzorgt. De stichting moet zich laten registreren als een kinderopvangorganisatie en voldoen aan de eisen die de Wet kinderopvang stelt.
2. De school besteedt de buitenschoolse opvang uit en fungeert als ‘makelaar’ tussen ouders en opvang. De school is wel verantwoordelijk voor de aansluiting maar niet voor het aantal plaatsen in de buitenschoolse opvang. Wanneer een kinderopvangondernemer (tijdelijk) geen plek heeft komen kinderen op een wachtlijst. Het ligt voor de hand dat de school vervolgens in overleg met de ouders kijkt naar (tijdelijke) andere mogelijkheden. Bijvoorbeeld bij een andere kinderopvangondernemer of via een gastouder. De school moet alle lokale mogelijkheden goed onderzoeken, maar kan niet gedwongen worden om iets te doen wat gewoon niet kan. In een eventuele klachtenprocedure moet de school wel kunnen aantonen dat zij voldoende inspanningen heeft gepleegd om een goede aansluiting met de buitenschoolse opvang tot stand te brengen.
Mogelijke oplossingen:
3. De school regelt de voor- en naschoolse opvang via gastouderopvang op grond van de Wet kinderopvang. Dat wil zeggen gastouderopvang die wordt georganiseerd via een geregistreerd gastouderbureau. Ook de geregistreerde gastouderopvang valt onder de Wet kinderopvang, zodat de kwaliteit van deze opvangvorm gewaarborgd is. Zo kan gastouderopvang een (tijdelijke) oplossing zijn. Eventueel kan er ook samen met andere scholen worden gezocht naar mogelijkheden. Het oprichten van een eigen stichting behoort ook nog tot de mogelijkheden (zie boven).
4. De school biedt op of door school voor- en naschoolse activiteiten. Dat gaat buiten de wet kinderopvang om en het kan zijn dat ouders dat ook een goede oplossing vinden.
Handige sites: