Let op! Om het gebruiksgemak van de website te verbeteren maakt deze website gebruik van cookies.

De overheid betaalt mee

De overheid vindt het belangrijk dat ouderraden (OR) en medezeggenschapsraden (MR) goed functioneren en er op scholen geïnvesteerd wordt in ouderparticipatie. Daarvoor stelt de overheid per school geld beschikbaar. Het schoolbestuur is niet verplicht dit bedrag meteen door te sluizen naar de penningmeesters van de OR of MR. Het schoolbestuur kan na advies of instemming van de MR zelf bepalen hoe dit overheidsgeld wordt uitgegeven. Het blijft vaak op de rekening van het schoolbestuur staan totdat de raden er aanspraak op maken. Sommige raden krijgen van hun schoolbestuur een budget.

Hoeveel ontvangt het bestuur voor MR en OR?

Per 1 januari 2013 zijn de volgende bedragen vastgesteld:

Medezeggenschapsraad

€ 1,83 per leerling
€ 9,75 per school

Ouderraad (ouderactiviteiten in het kader van medezeggenschap)

€ 1,03 per leerling
€ 9,75 per school

Tip voor de MR!
Informeer bij de jaarlijkse behandeling van de begroting in het bestuur naar de bedragen die voor beide raden in het primair onderwijs binnenkomen. Op grond van artikel 21, onderdeel I, van het modelreglement van OUDERS VAN WAARDE heeft de MR instemmingsrecht bij de begroting.

Voortgezet onderwijs

Voor het voortgezet onderwijs is niet zo makkelijk een rekensom te maken. Daar geldt namelijk al sinds 1997 de lumpsumbekostiging. Dat houdt in dat scholen jaarlijks een bedrag ineens krijgen van de overheid, waar ze alle kosten voor het onderwijs uit moeten betalen. Voor de personeelsgeleding is in de CAO wel vastgelegd dat een percentage van de dienstbetrekking besteed kan worden aan het werk voor de MR. De bedragen zijn echter ook helemaal niet zo van belang, omdat de MR en de geledingen recht hebben op alle faciliteiten die zij voor het uitoefenen van hun taken nodig hebben, en de GMR (of als deze er niet is, de MR) heeft per geleding een eigen instemmingsrecht met de faciliteitenregeling.

Faciliteitenregeling primair en voortgezet onderwijs

Artikel 28 van de Wms (Wet medezeggenschap op scholen) bepaalt dat de MR voor zijn werk kan beschikken over de voorzieningen waarover het bevoegd gezag ook kan beschikken en die de MR voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. Er moet ook een regeling worden getroffen voor de redelijkerwijs noodzakelijke kosten van de medezeggenschapsactiviteiten van de verschillende geledingen. In ieder geval moet daar plaats zijn voor scholingskosten, kosten van inhuur van deskundigen en kosten van het voeren van rechtsgedingen. Voor de laatste posten kan uiteraard geen vast bedrag worden opgenomen, omdat deze afhankelijk zijn van het ontstaan van conflicten of verschillen van inzicht met het bevoegd gezag.
Alle kosten die een MR maakt op grond van de faciliteitenregeling in het medezeggenschapsstatuut kunnen in aanmerking komen voor vergoeding. De (G)MR heeft een instemmingsrecht voor wat betreft het medezeggenschapsstatuut, waarbij de geledingen elk met hun eigen faciliteitenregeling moeten instemmen. De (G)MR bepaalt dus in principe zelf met welke faciliteitenregeling de MR’en genoegen moeten nemen.

Tips voor de (G)MR!
  • Het medezeggenschapsstatuut moet volgens de wet iedere twee jaar worden herzien. Iedere geleding heeft dus iedere twee jaar de kans om van zijn instemmingsrecht op de faciliteitenregeling gebruik te maken.
  • Ook als er geen goede faciliteitenregeling in uw medezeggenschapsstatuut is opgenomen heeft u recht op faciliteiten voor rechtsbijstand. Een goede medezeggenschapsjurist kan een MR of een geleding daarvan daarom bijstaan, ook als het bevoegd gezag geen faciliteiten beschikbaar wil stellen.